Welke competenties heeft de publieke professional nodig om de circulaire economie op bedrijventerreinen met ondernemers en/of eigenaren aan te jagen? En welke organisatievorm en manier van samenwerking op een terrein is daarvoor nodig? Deze vragen staan centraal in het tweejarige NWO-SIA onderzoek Samen Beter van de Fontys Hogeschool en de HAN University of Applied Sciences met financiële ondersteuning van regieorgaan SIA. Tijdens een bijeenkomst in Arnhem op 25 januari 2024 werd een update van het onderzoek gedeeld. Aanvullend daarop gaven het PBL en de Stec groep gelet op de maatschappelijke actualiteit een presentatie over de ruimtebehoefte van de circulaire economie op bedrijventerrein, en hoe daar nu op te anticiperen.

‘Niet overal kan alles’, opent Cees-Jan Pen, lector Ondernemende Regio aan Fontys Hogeschool de consortiumbijeenkomst op het kantoor van Stec in Arnhem. ‘De ruimtelijke vertaling die circulaire economie vraagt, is een enorm blinde vlek. Circulair zorgt voor een substantiële vraag naar meer - in plaats van de te vaak gedachte minder - (milieu)ruimte voor bedrijven en daar moet nu op worden voorgesorteerd.’

Pen haalt tevens naar voren dat de beeldvorming van circulaire activiteiten dikwijls te rooskleurig en romantisch is. Vaak wordt er gedacht aan hippe recycling- en maakbedrijven. ‘Maar de praktijk is dat er ruimte nodig is voor het grove handen uit de mouwen werk zoals grootschalige puinverwerkers, opslagplekken die idealiter aan waterkades liggen en fabrieken die restpartijen verwerken tot nieuwe producten. Kortom, bedrijven die om HMC-locaties vragen. De vraag is hoe je gemeenten daarin meeneemt, zodat ze deze sleutellocaties vrijspelen.’

Stip op de horizon

In samenwerking met de Stichting CLOK is er een onderzoek gedaan naar de bewustwording van circulaire economie op bedrijventerreinen bij de lokale overheden. Bij de vraag welke begrippen onder circulaire economie vallen, werden naast energie, afval- en watermanagement, materiaalstromen, mobiliteit en milieu ook duurzaam bouwen, bedrijfsvoering en sociale inclusiviteit genoemd. Waar men tegenaan loopt, is het feit dat er diverse opvattingen en afbakeningen van het begrip circulaire economie zijn. Ook interne rolverdeling en prioritering werden genoemd, naast  de organisatiekracht van bedrijventerreinen. Bovendien helpt het niet dat er nog steeds weinig praktijkvoorbeelden en resultaten zijn.

‘Maak het pallet niet te breed’, klinkt het uit de zaal. ‘We moeten nadenken welke keuzes we moeten maken, ook geplaatst in een reëel tijdspad. Nu moet je beginnen met iets praktisch en concreets, maar tegelijkertijd vragen bepaalde aspecten van de transitie een lange adem.’ Dat wordt beaamd. Wat nodig is, is het in brokjes verdelen van de opgave, structuur bieden en een stip op de horizon schetsen. Ondernemers denken nu alleen aan de congestie op het energienet, tegelijkertijd moet je hen een stip op de horizon meegeven die breder is dan alleen het energievraagstuk.

Skills van publieke professional

Op de vraag welke skills er nodig zijn voor de publieke professional die de circulaire economie moet aanjagen, volgt er in de presentatie van Pen een lange lijst. Enkele competenties zijn: verbinder, intrinsiek gemotiveerd, weten wat een ondernemers beweegt, kennis van wet- en regelgeving en het spel binnen de gemeente, het zien en snappen van een business case en inhoudelijk op de hoogte van de circulaire economie. Kortom, sluit Pen zijn betoog, ‘dit is geen individu maar een flink gemeentelijk team!’

Belang van organiserend vermogen

Vervolgens was het woord aan Frank de Feijter, senior onderzoeker Circulaire Economie aan de HAN. Hij houdt zich met zijn studenten bezig met de handelingsperspectieven die geboden kunnen worden op de drie grote thema’s: visie, coalitie en realisatie. Hij vergelijkt daarvoor het bedrijventerrein met een ecosysteem, als een oerwoud. ‘Bij de aanpak van bedrijventerreinen moeten we ons realiseren dat het unieke plekken en unieke gebruiker zijn, die we moeten kunnen blijven benutten in symbiose.’

De Feijter geeft aan dat de principes achter een ecosysteem als integraal systeem inspiratie kunnen bieden voor een bedrijventerrein. ‘Het gaat erom vanuit een overkoepelende strategie sturing te geven aan alliantievorming. Tegelijkertijd is een ecosysteem ook een bron van wederkerigheid. Hier werken de producent, consument en afvalverwerker echt goed samen! Verbindingen en netwerken zijn optimaal.’

Gekeken naar de circulaire transitie, vergelijkt De Feijter bijvoorbeeld de ondergrond met het lokaal hergebruik van materialen. De occupatielaag daarboven staat met een grondstoffenhub en het netwerk wat zich daarboven vormt is een datagedreven regionale grondstoffenrotonde. De circulaire transitie krijgt dus vorm op verschillende ruimtelijke schaalniveaus.

Daarbij is ook de organisatiegraad van belang, zegt De Feijter. ‘Dit begint met het organiseren van de stakeholder inbreng door bijvoorbeeld parkmanagement. Vervolgens ontstaat een fase van co-creatie met meerdere betrokkenen van gemeente en ondernemers in bijvoorbeeld een vereniging of strategische samenwerking. Een derde niveau heeft betrekking op partnerschap, dan wordt er nadrukkelijk ook financieel samengewerkt, bijvoorbeeld in een PPS of BIZ-constructie.’

‘Het is belangrijk dat we in de wirwar van begrippen, aanpakken en tijdframes een duidelijke structuur kunnen aanbrengen. We moeten de kluwen ontwaren’, aldus De Feijter, die de resultaten van dit deel van het onderzoek eind dit jaar in een publicatie uitbrengt.

Houd rekening met extra ruimtebeslag

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) deed vorig jaar onderzoek naar het ruimtebeslag van circulaire economie op onder meer bedrijventerreinen. Emil Evenhuis, senior onderzoeker Ruimtelijke Economie bij het PBL, presenteerde de vier scenario’s die hiervoor opgesteld zijn: Mondiaal Ondernemend, Snelle Wereld, Groen Land en Regionaal Geworteld. In drie van de verschillende scenario’s is er sprake van groei van het ruimtebeslag op bedrijventerreinen, alleen bij Groen Land is er sprake van een lichte krimp.

Evenhuis filtert vanuit deze scenario’s een aantal beleidsadviezen. De eerste is luid en duidelijk: Calculeer extra ruimtevraag in voor Circulaire Economie. ‘Naast een groei aan ruimtevraag door circulaire activiteiten, is er tijdelijke ruimte nodig voor de overgangsfase, en zijn er concurrerende claims in het RO-beleid.’ Het tweede advies dat daarop volgt: Reserveer locaties van strategisch belang. ‘Dat zijn de multimodaal ontsloten HMC-locaties, watergebonden bedrijventerreinen, plek in haven- en industriegebieden, bedrijventerreinen aan de stadsranden en locaties bij ov-punten en winkelcentra.’

Vanuit de zaal vraagt de gemeente Oosterhout zich af op welke schaal ze de vraag het best in kaart kunnen brengen. Is dat per gemeente, of juist per regio? De richting is nu nog niet bepaald, we zijn daarin volgens Evenhuis ook afhankelijk van keuzes op EU-niveau. ‘Maar het helpt om het alvast per terrein in beeld te brengen. Uiteindelijk zal het er op neerkomen dat we grondstoffen en productstromen per regio concreet zullen moeten maken. Anders kom je hier niet uit.’

Strategisch sturen en reserveren

Juriën Poulussen van Stec Groep sluit de bijeenkomst af met een presentatie over de locatiedynamiek die het bureau ziet aan de hand van hun jaarlijkse bedrijvenmonitor. ‘Er zijn voorzichtig positieve ontwikkelingen gaande. We zien een stijging van 3% in 2028 naar 10% nu van bedrijvigheid rondom circulaire activiteiten. Dit gebeurt op verschillende typen werklocaties, op verschillende plekken in de stad. Denk aan ambachtscentra, sociale werkplaatsen ook, logistieke hubs als een circulaire bouwhub, start- en scale-ups rondom circulaire economie en hoogwaardige recyclingactiviteiten.’

Er is volgens Poulussen sprake van een enorme diversiteit, van lage huren schuurtjes tot campusachtige omgevingen. Maar hoe reserveer je nu de juiste ruimte voor dit soort bedrijven? Stec onderscheidt vier verschillende typen locaties, en Poulussen noemt bij iedere locatie een aantal voorbeelden van hoe dat reserveren vorm krijgt. Zo is er het reguliere terrein, waarbij zeer selectief moet worden omgegaan met de gronduitgifte. Lansingerland stuurt bijvoorbeeld op de R-strategieën (van de R-ladder van het PBL). Op logistieke terreinen gaat het om benutten van brownfields en noemt hij het voorbeeld van WDP en De Jong verpakkingen. In het stedelijk werkmilieu, waar de woningdruk te hoog is, zijn volgens Poulussen juist dé belangrijke plekken. ‘Dat is de kraamkamer van nieuwe bedrijven en het is belangrijk om deze te behouden. Goede voorbeelden om hier concreet werk van te maken zijn het Actieplan van Rotterdam en de plannen voor de doorontwikkeling van het C-district in Haarlem.’

De HMC-terreinen ten slotte zijn essentieel in de circulaire transitie, maar leveren tegelijkertijd de moeilijkste ruimtelijke dilemma’s op. Poulussen: ‘Er komen van dit soort locaties geen nieuwe terreinen meer bij, dus de plekken die we hebben moeten we goed benutten. Zeker de locaties die aan het water liggen. Als overheid kun je sturen op vrijkomende plekken. Het Havengebied North Sea Ports doet dat al goed.’ Ook noemt Poulussen nog de Beatrixhaven in Maastricht, de Port of Zwolle en de Drechtsteden als goede voorbeelden die nu al bezig zijn met sturen en reserveren. Alsook Provincie Zuid-Holland dat watergebonden locaties beschermt.

‘De opdracht is te financieel’

In de discussie die volgt komen een aantal interessante aspecten naar voren. Zo heeft de gemeente Venlo het over verlies durven nemen als gemeente en wachten tot het juiste bedrijf zich aandient. ‘Dikwijls wordt er toch naar de kortere termijn gekeken en grond uitgegeven vanwege economische motieven.’ Ook gemeente Waalwijk stoeit met de korte termijn excelsheet versus de lange termijn circulaire economie. ‘De opdracht is dikwijls te financieel, maak dat breder en stel een andere doelstelling.’ Volgens Breda moet een gemeente zich eraan committeren dat je er elk jaar geld insteekt: ‘Beter benutten is een keuze en de gemeente moet daarin een stap extra zetten.’

Oost NL werpt de vraag op of we niet meer met erfpachtconstructies zouden moeten werken. ‘Het begrip klinkt misschien niet zo positief, maar wordt er over nagedacht? Ook voor bedrijfjes die nog startende zijn en niet meteen de volle mep kunnen betalen, geef je met erfpacht de mogelijkheid om mee te bewegen.’ In het voorbeeld van het C-district in Haarlem wordt dit al toegepast, en het is zeer kansrijk. Ook gemeente Venlo geeft aan wel eens erfpachtconstructies toe te passen om de betaalbaarheid voor een ondernemer beter mogelijk te maken.

Tot slot

Cees-Jan Pen sluit de bijeenkomst af met een oproep om met voorbeelden of plannen rondom circulaire economie te komen. Ook plannen die niet zijn gelukt. ‘Waar worden stappen gezet? Kom maar op! Waar nu enorm veel behoefte aan is, zijn concrete voorbeelden.’


Over het onderzoek Samen Beter
De bijdrage van bedrijventerreinen aan de transitie naar een meer circulaire economie is enorm groot, maar tegelijkertijd wordt deze zwaar onderschat en ontbreekt er veel praktijkkennis. Om de circulaire potentie van bedrijventerreinen beter te benutten, is de inzet en betrokkenheid van de publieke professional essentieel. De lokale beleidsadviseur en accountmanager kan een effectieve katalysator worden de circulaire potentie te benutten, in co-creatie met relevante stakeholders. Onderzoekers van Fontys Hogeschool en de HAN zijn samen met 11 gemeenten, 3 provincies, ondernemersorganisaties en bedrijventerreinenexperts van Clok, Stec en Gindr op weg om de rol van de publieke professional te versterken. Het project wordt gesteund door lokale werkgeversorganisaties, parkmanagementorganisaties en bedrijventerreinverenigingen.

01-02-2024
Event
Slotevent Samen Beter: Op safari naar Willem-Alexander Haven Roermond
Slotevent Samen Beter: Op safari naar Willem-Alexander Haven Roermond

Onderzoekers van Fontys Hogescholen en de Hogeschool Arnhem en Nijmegen hebben binnen het tweejarige RAAK onderzoek Samen Beter gekeken naar hoe de circulaire potentie van bedrijventerreinen beter kan worden benut. De inzichten delen ze op 14 januari 2025 tijdens het Slotevent Samen Beter met een safari naar Living Lab Willem-Alexander meets students in Roermond.   PROGRAMMA 12.00 uur - Ontvangst met broodjeslunch 12.45 uur - Welkom door moderator Dankeld Vanmeenen (Fontys) 12.50 uur - Welkom door gastheer Gemeente Roermond. Met Janou Martens-Goetstouwers en wethouder Dirk Franssen (Gemeente Roermond)  13.05 uur - Dit is Willem-Alexander, over de circulaire bedrijven en de campus W-A meets students en de waarde van zo’n campus voor de betrokkenen. Met een excursie naar de circulaire bedrijven Kalle en Bakker, SIF en Smurfit Westrock. 13.55 uur - Resultaten van het onderzoeksproject Samen Beter rondom competentieprofielen, organisatiegraad, living labs en business cases. Met Cees-Jan Pen (Fontys) en Frank de Feijter (HAN) 14.40 uur - Vertrek per bus naar de Raadszaal van Roermond. 15.00 uur Het resultaat van onderzoek studenten: SDG-profielen maken voor MKB-bedrijven met behulp van een CSRD-tool. 15.30 uur - Ruimte voor vragen en discussie 16.00 uur - Feestelijke afronding van het Samen Beter onderzoeksproject met een borrel 16.30 uur - Bus rijdt terug naar parkeerplaats W-A.   KLIK HIER OM JE AAN TE MELDEN Datum: 14 januari 2025 Locatie: Willem Alexander Haven Roermond en gemeentehuis Roermond Deelnemen is kostenloos. Aanmelden kan via https://kennislab.typeform.com/to/HbNT899H Dit Slotevent wordt georganiseerd in het kader van het onderzoek Samen Beter van de HAN en Fontys Hogescholen. Dit onderzoek is medegefinancierd door Regieorgaan SIA, onderdeel van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Kijk hier voor meer informatie over dit onderzoek.  

14-01-2025
Nieuws
Bedrijventerreinen certificeren met BREEAM-NL Gebied
Bedrijventerreinen certificeren met BREEAM-NL Gebied

Spelenderwijs bewijslast verzamelen met OML-procesmodel OML, een ontwikkelingsmaatschappij gespecialiseerd in bedrijventerreinen in Midden-Limburg, heeft een handig procesmodel ontwikkeld. Het model fungeert als een waardevolle tool voor het verzamelen van bewijslast tijdens het certificeringsproces van BREEAM-NL Gebied. “Het is een soort handleiding zodat je weet in welke fase je welke stap moet zetten”, licht gebiedsontwikkelaar John Giesen toe. “Dit kan het verschil maken tussen een Very Good of Excellent score.” Het idee voor het procesmodel ontstond doordat OML zelf tegen bepaalde zaken aanliep tijdens het certificeringstraject. “Het BREEAM-NL Gebied certificaat is een fantastische manier om aan te tonen dat je een duurzaam bedrijventerrein hebt ontwikkeld”, zegt Giesen enthousiast. “Het geeft onze inspanningen geloofwaardigheid en het helpt bij het aantrekken van kopers die zich ook willen committeren aan duurzamere gebouwen met een BREEAM-NL certificaat.” Om in het bezit te komen van zo’n certificaat moet je aan een aantal regels en voorwaarden voldoen. “En dat blijkt een ingewikkeld proces.” Handleiding Om die reden kwam het idee voor een soort handleiding in beeld, vertelt Giesen. “Een handleiding die je kunt raadplegen zodat je in een bepaalde fase van het proces precies weet wat er moet gebeuren, wat je moet vastleggen en hoe je het moet vastleggen, zodat je makkelijker de benodigde bewijslast kunt overleggen.” Het procesmodel is ontwikkeld in samenwerking met studentenuitzendbureau Unipartner. “DGBC vond het ook een heel goed idee, dus die wilde meedoen. We hebben vervolgens samen de opdracht geformuleerd, de studenten begeleid, en daar waar nodig bijgestuurd om tot een model te komen.” Het procesmodel wordt momenteel getest in verschillende projecten, bij zowel nieuwe als bestaande bedrijventerreinen. “Het is een heel andere manier van werken. Bij bestaande terreinen moet je in de oude stukken en materie duiken en bij een nieuw bedrijventerrein verzamel je alles tijdens het certificeringsproces, waardoor het werk makkelijker en efficiënter wordt.” Dankzij het procesmodel voer je alle stappen op het juiste moment uit en zie je geen stappen over het hoofd in een belangrijke fase. Op dit moment wordt er hard gewerkt aan het verwijderen van de kinderziektes uit het procesmodel. “Er zijn altijd wel verbeterpunten en die proberen we nu aan te passen. Maar ik moet zeggen: de studenten hebben erg goed werk geleverd. Of het nu gaat om het certificeren van bestaande terreinen of het ontwikkelen van nieuwe projecten, het procesmodel is echt een waardevol hulpmiddel in het certificeringstraject. Bestaand terrein Een actueel voorbeeld van zo’n bestaand terrein is Duurzaam Multifunctioneel Bedrijvenpark Zevenellen (DMBZ) in de gemeente Leudal. Dit terrein is heel bewust natuurinclusief ontwikkeld, vertelt Giesen. “In het midden van het terrein bevindt zich een recreatieve zone met water. Dat gebruiken we als regenwaterbuffer. Er zijn verder heel veel groenstructuren aangelegd tussen de bedrijven en langs de wegen.” Het Bedrijvenpark Zevenellen wordt herontwikkeld op de locatie van de voormalige Maascentrale en de Willem-Alexander Centrale, de eerste kolenvergassingscentrale ter wereld in de gemeente Leudal, vlakbij Roermond. “We waren daar al op 70 tot 80 procent van de ontwikkeling toen we met BREEAM-NL Gebied in aanraking kwamen,” aldus Giesen. “Dat betekende tijdens het certificeringsproces terugkijken naar de uitgevoerde werkzaamheden en bewijslast verzamelen. We zijn alle producten die we hadden opgeleverd – rapporten voor luchtkwaliteit, geur, bodemkwaliteit en de aanleg van de openbare ruimte – nu allemaal aan het samenbrengen voor de beoordeling voor het BREEAM-NL certificaat. Dit gebeurt allemaal met behulp van het procesmodel.” Nieuwe terreinen Bij de bedrijventerreinen die nu worden ontwikkeld gebruikt OML ook het procesmodel. “Daarbij leggen we vanaf het eerste initiatief vast wat we doen en hoe we het doen, zodat we daar een BREEAM-NL certificaat onder kunnen leggen. Het is op die manier veel makkelijker om bewijzen te verzamelen. Alles wat je doet en belangrijk is, zet je meteen in het procesmodel. Je vergeet niets en je doet het bij wijze van spreken spelenderwijs.” De Spickerhoven III in Roermond is hier een goed voorbeeld van. Dit terrein wordt als hulpdienstencluster ingericht met een brandweerkazerne en een grote ambulancepost. “OML heeft altijd al duurzaam en natuurinclusief ontwikkeld, maar door het procesmodel doe je dat nu nog bewuster”, aldus Giesen. “Het helpt je om geen enkel belangrijk detail over het hoofd te zien. Daardoor kun je stappen zetten die het verschil maken tussen Very Good of Excellent score.” Het procesmodel is niet alleen bedoeld als een intern hulpmiddel voor OML. De ontwikkelingsmaatschappij heeft als doel om deze informatie te delen met andere partijen die streven naar het behalen van het BREEAM-NL certificaat voor bedrijventerreinen. “Wij zijn geen vierkante meter verkoper”, benadrukt Giesen. “We zijn echt bezig met het versterken en het laten groeien van de Midden-Limburgse economie. Onze focus ligt niet alleen op winst, maar ook op het aanleggen en revitaliseren van duurzame bedrijventerreinen. Ons credo is niet voor niets: ‘het juiste bedrijf op de juiste locatie’.” Bekijk het procesmodel Lees de toelichting en download het procesmodel op breeam.nl

14-01-2024
Aanmelden nieuwsbrief