1. Formuleer een toekomstbeeld
De verduurzaming van bedrijventerreinen loopt achter. Vermindering en vergroening van het energiegebruik op bedrijventerreinen blijft achter. Daarnaast zijn er vragen over de efficiëntie van het ruimtegebruik en het behoud van landschapskwaliteit. Föllings: “In de praktijk is verduurzaming van bedrijventerreinen een breed begrip waarin veel aspecten een rol spelen. Om houvast te bieden aan bedrijven en de betrokken overheden, is een goede toekomstvisie voor het verduurzamen van een terrein noodzakelijk. Helder is dat je niet alles tegelijk kunt aanpakken. Vandaar dat de SKBN groot voorstander is van een goede fasering van dat toekomstperspectief om de aanpak te kunnen versnellen. Een gefaseerde opbouw van een bedrijventerreinlabel past hierin. In de opbouw van het label dient het fundament van ieder terrein wel op orde te zijn, namelijk schoon, heel en veilig.”
Een dergelijk uniform systeem ontbreekt tot op heden, aldus Föllings. “In het verleden hebben diverse individuele provincies wel een poging gedaan om tot een dergelijk label te komen, maar dit leidde per provincie tot verschillende criteria. Dat bood geen houvast voor de markt om te investeren en geen leidraad voor lokale overheden om te kunnen handhaven. Ook hier is het dus van belang dat het Rijk de regie oppakt in samenwerking met de provincies, gemeenten en het georganiseerd bedrijfsleven om te komen tot duidelijke landelijke kaders. Kaders waarbinnen ondernemers op bedrijventerreinen samen met gemeenten aan de slag kunnen om dat toekomstperspectief te verzilveren.”
2. Maak organisatievorming verleidelijk en uiteindelijk verplicht
Het tweede advies valt volgens Föllings uiteen in twee delen, namelijk een deel dat gefocust is op het verhogen van de organisatiegraad op bedrijventerreinen en een deel dat ingaat op de financiering van de verduurzaming van bedrijventerreinen. “De Rli heeft volledig gelijk dat de organisatiegraad van bedrijventerreinen gefaseerd omhoog moet. De raad stelt de terechte vraag of het instrument BedrijvenInvesteringsZone (BIZ) hiervoor wel geschikt is. Helder is dat met de opbouw van een bedrijventerreinlabel ook een passende organisatiegraad van toepassing moet zijn. Immers, een dergelijke organisatiegraad moet uiteindelijk ook als wettelijk gedragen kader voor de bedrijven gaan gelden.”
Natuurlijk heeft het vrijwillig tot een goede organisatiegraad komen de voorkeur boven het verplicht stellen, maar de SKBN acht het op de lange termijn noodzakelijk om de verduurzaming niet meer vrijblijvend op te pakken. Föllings: “Werklocaties liggen onder een maatschappelijk vergrootglas. Logistieke distributiecentra, datacenters die als lelijke dozen worden weggezet, maar ook het omkatten van bedrijventerreinen naar woonlocaties zijn duidelijke signalen over hoe er wordt gekeken naar het ruimtegebruik voor de functie werken. Zorgen dat de maatschappelijke meerwaarde van bedrijventerreinen (werk is niet meer genoeg) ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd, schept ook in de samenleving draagvlak om in de toekomst voldoende ruimte voor bedrijven te creëren.”
Het andere deel van het advies gaat in op de financiering van verduurzaming van bedrijventerreinen. Rli roept op tot een nationaal fonds. Dat is ingewikkeld, vindt Föllings. “Subsidies en risicodragend geld in één pot vegen is vragen om staatsteunproblemen die eigenlijk niet nodig zijn. Tegelijkertijd zijn diverse financieringsbronnen Europees, nationaal, provinciaal en/of gemeentelijk georganiseerd. Al met al spreekt de SKBN de voorkeur uit om met een beperkt aantal betrokken partijen tot een goede financieringsketen te komen. Dat betekent enerzijds kijken naar huidige subsidiestromen en investeringsmiddelen, anderzijds vraagt het van betrokken organisaties om hier in samenwerking met elkaar op te acteren. Helder is volgens Föllings dat subsidiemiddelen bijvoorbeeld ingezet kunnen worden om te komen tot goede plannen c.q. businesscases en mogelijk een onrendabele top kunnen subsidiëren, en dat de andere investeringsgelden revolverend ingezet kunnen worden. “De praktijk bewijst al in de afgelopen jaren dat dit mogelijk is. Als we dit met z’n allen weten te versnellen en opschalen, kunnen we biodiversiteit, klimaatadaptatie én netcongestie bij de kop pakken.”
3. Zorg voor een heldere rolverdeling
Föllings: “Wat de Raad hier eigenlijk adviseert, is dat er bij de rolverdeling gebruik moet worden gemaakt van de bestaande infrastructuur van beleidsorganisaties. Zoals het Rijk met diverse ministeries, de provincies, gemeenten, uitvoeringsorganisaties zoals de regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) en andere overheden zoals waterschappen en omgevingsdiensten. Zij moeten een duidelijke opdracht krijgen wat er van hen verwacht wordt. Daarmee voorkomen we dat er allerlei nieuwe organisaties in het leven worden geroepen. Daarmee is ook geregeld dat de beleidsmatige rol van provincies en gemeenten goed is geborgd.”
Een goed voorbeeld is volgens Föllings de initiatieven van diverse ROM’s in de opzet van energy hubs op bedrijventerreinen. Mogelijk gemaakt door diverse provincies. “De ROM’s zorgen voor organiserend vermogen op de terreinen om tot goede plannen te komen. Daarmee zorgen zij ook dat bedrijventerreinen gaan samenwerken en best practices uitwisselen zodat niet iedereen het wiel opnieuw gaat uitvinden. Daarnaast zijn ROM’s heel goed in staat om de financieringsketen goed te organiseren tussen de relevante partijen. Door juist van bestaande structuren gebruik te maken versnellen we de processen.”
Conclusies
“Het momentum om bedrijventerreinen versneld te verduurzamen, is beter dan ooit omdat er vanuit de overheid en de markt de wil - en het geld - is om te investeren, met als trigger de energiecongestie. De kunst wordt om de partijen die willen investeren bij elkaar te brengen, zodat we met inzet van de bestaande organisatie-infrastructuur kunnen versnellen. We hebben ook juridisch het juiste momentum te pakken, want de nieuwe Energiewet geeft straks ook meer mogelijkheden voor de uitruil van energie tussen bedrijven op bedrijventerreinen.”
“Provincies en gemeenten moeten vanuit hun RO-taak de mogelijkheid hebben om mee te denken en beleidsmatig te interveniëren welke bedrijventerreinen wel of niet in aanmerking komen voor (financiële) ondersteuning. Immers, provincies maken plannen met daarin afspraken over de planning van bedrijventerreinen. Het is niet handig als je daar met investeringen vanuit het Rijk dwars tegenin gaat.”
“We begrijpen goed dat de Rli de overheid adviseert om een monitor op te zetten om bedrijventerreinen en bedrijven te prikkelen om actie te ondernemen, en dat hiervoor ook geld beschikbaar moet komen. Zorg er dan wel voor dat de regio’s nadrukkelijk de financiële mogelijkheden krijgen om die handschoen op te pakken. De plannen die vervolgens ontstaan, zijn tevens een trigger om de markt te laten meefinancieren. Die voelen de urgentie en willen meebetalen als de onderliggende businesscase klopt.”
Fotocredit: Zintuig Studio