Nieuws
Jan Brugman krijgt de SKBN Bokaal 2026 uitgereikt
Jan Brugman krijgt de SKBN Bokaal 2026 uitgereikt

Jan Brugman, directeur bij IPP Haaglanden, heeft de SKBN Bokaal toegekend gekregen. Brugman kreeg de bokaal uit handen van Theo Föllings, tijdens de SKBN Nacht van het Bedrijventerrein op de vooravond van het BT Event in Arnhem. De SKBN Bokaal is bestemd voor iemand die zich met hart en ziel, op een innovatieve en gedurfde wijze inzet voor bedrijventerreinen in Nederland. Uit de drie door het bestuur genomineerde kandidaten is Jan Brugman met vlag en wimpel de winnaar geworden. De leden van SKBN hebben met duidelijke meerderheid op Brugman gestemd. Föllings gaf de wisseltrofee met groot genoegen aan een verraste Brugman. “Jan, jij bent een voorbeeld voor vele bedrijventerreinprofessionals in Nederland. Met een lange geschiedenis in het Rijswijkse industrieschap, en ook als voormalig bestuurslid van SKBN. Je hebt laten zien dat je hart hebt voor de zaak, en op jouw geheel eigen wijze zaken voor elkaar krijgt die niemand anders lukt.” Brugman zei de prijs als een enorme eer te zien, en als een mooie dankbetuiging voor zijn werk bij IPP Haaglanden en SKBN. “Ik heb deze trofee notabene zelf in het leven geroepen, voor de viering van het 12,5 jaar bestaan van de stichting. De eerste keer werd hij uitgereikt aan Theo, en het voelt als een enorme eer dat ik de bokaal nu in ontvangst mag nemen. Dank jullie wel!” De uitreiking was een mooi sluitstuk van de SKBN Nacht van het Bedrijventerrein op 12 november op de Electricity Campus in Arnhem, waar de deelnemers naast een diner een interessante voordracht kregen van Jurgen Geelhoed van het Ministerie van EZ.  De avond werd afgesloten met een nachtelijke rondleiding over het oude KEMA-terrein, dat door Oost NL en City Developers wordt herontwikkeld tot de Electricity Campus.

12-11-2025
Nieuws
Flevolandse bedrijventerreinen als voorbeeld voor toekomstbestendig ondernemen
Flevolandse bedrijventerreinen als voorbeeld voor toekomstbestendig ondernemen

Vier bedrijventerreinen in Flevoland waren geselecteerd voor het landelijke programma Werklandschappen van de Toekomst. Noordersluis (Lelystad), Nagelerweg (Emmeloord), Poort van Dronten/Business Zone Delta (Dronten) en Lelystad Airport Businesspark/Larserpoort (Lelystad) behoren tot een van de eerste terreinen van Nederland die worden klaargestoomd tot inspirerende werklocaties voor de toekomst. Nagelerweg als ambassadeur Bedrijventerrein Nagelerweg is nu benoemd tot ambassadeursterrein: een voorbeeldlocatie waar innovatieve oplossingen worden getest en toegepast. Dit bedrijventerrein gaat nu meedoen aan het landelijke programma. Samen met deze vier bedrijventerreinen en het landelijke programma werken we aan toekomstbestendige bedrijventerreinen die niet alleen economisch sterk zijn, maar ook bijdragen aan een gezonde leefomgeving, meer biodiversiteit en een aantrekkelijk werkklimaat. Prachtige plek om te ondernemen “Het is een mooie kroon op een goede samenwerking. Op de Nagelerweg in Emmeloord geloven we dat economische groei en duurzaamheid perfect samengaan. Een prachtige plek om te ondernemen”, zegt Twan Hakvoort, voorzitter van de ondernemersvereniging Bedrijven voor Noordoostpolder (BVN). De andere drie bedrijventerreinen nemen deel als partnerterrein. Samen laten zij zien hoe Flevoland werkt aan een economie waarin ondernemen en een gezonde leefomgeving hand in hand gaan. “We zijn trots dat deze bedrijventerreinen in onze provincie als koploper aan de slag gaan met het toekomstbestendig maken van hun werkomgeving,” zegt gedeputeerde Toon van Dijk. “Dat is een slimme investering die zich op veel manieren uitbetaalt: we creëren aantrekkelijke en gezonde werkplekken, versterken de biodiversiteit én zorgen dat de terreinen beter voorbereid zijn op de uitdagingen van morgen. Dat is winst voor ondernemers, werknemers en de hele regio.” Over Werklandschappen van de Toekomst Het landelijke programma heeft als doel dat vóór 2032 minstens duizend bedrijventerreinen in Nederland actief werken aan verduurzaming. Met deelname aan Werklandschappen van de Toekomst onderstreept de provincie haar ambitie om bij te dragen aan deze transitie. In Flevoland zijn ongeveer honderd bedrijventerreinen. Daar zitten ruim 7.700 bedrijven die samen zorgen voor 37% van alle banen in de provincie. Veel bedrijventerreinen hebben last van verharding, wateroverlast en hitte. Met het landelijke programma Werklandschappen van de Toekomst werken we samen met ondernemers, gemeenten en andere partners aan gezonde, groene en toekomstbestendige werklocaties.

05-11-2025
Nieuws
Wie wordt de winnaar van de SKBN Bokaal 2026?
Wie wordt de winnaar van de SKBN Bokaal 2026?

De SKBN Bokaal is een wisseltrofee, die ieder jaar naar een nieuwe eigenaar of eigenaresse gaat. In 2023 werd de bokaal uitgereikt aan Theo Föllings, in 2024 was Cees-Jan Pen de trotse eigenaar en in 2025 was de bokaal in handen van Kristel Wattel. De winnaar van de SKBN Bokaal 2026 wordt gekozen door de leden van de SKBN en bekendgemaakt op de SKBN Nacht van het Bedrijventerrein, dit jaar op 12 november in Arnhem. De keuze wordt gemaakt uit 3 door de SKBN-bestuursleden aangedragen genomineerden. De reden dat een persoon de bokaal ontvangt, heeft met de volgende punten te maken: De persoon is in zijn/haar dagelijkse leven bezig met bedrijventerreinen. In het afgelopen jaar heeft hij/zij laten zien op een spraakmakende en innovatieve manier toekomstbestendige werklocaties mogelijk te maken. Hij/zij onderscheidt zich door de manier van denken én aanpakken. Hij/zij dient als voorbeeld voor de bedrijventerreinprofessional.   De 3 genomineerden, in willekeurige volgorde: Han Wiendels – Directeur van HMO NV Han Wiendels zet zich als directeur van de HMO al ruim 16 jaar in om van bedrijventerreinen en werklocaties weer vitale gebieden te maken een gezond maatschappelijk en economisch toekomstperspectief. Dit doet de HMO door investeringsmotieven te zoeken bij private partijen, een sluitende business case altijd centraal te stellen en ondernemend en vraaggericht te werken. Gert-Joost Peek – Lector Gebiedsontwikkeling en Transitiemanagement aan de Hogeschool Rotterdam Gert-Joost Peek zet zich via zijn functie als lector in om ruimte voor werken onder de aandacht te brengen bij zowel studenten als professionals. Hij initieerde meerdere onderzoeken naar ruimte voor werken, met name binnenstedelijk. Ook is hij initiatiefnemer van de Coalitie Ruimte voor Werken, waar hij een actieve rol speelt. Jan Brugman – Directeur van IPP Haaglanden Jan Brugman is als directeur van IPP Haaglanden een boegbeeld om te werken aan een sterk vestigings- en investeringsklimaat in de regio Haaglanden. Het samenwerkingsverband tussen gemeenten Rijswijk en Den Haag, richt zich op de herstructurering, revitalisering en verduurzaming van bedrijventerreinen. De organisatie, die voortkomt uit Industrieschap Plaspoelpolder waar Jan Brugman jarenlang directeur was, werkt budgetneutraal en zonder winstoogmerk aan bedrijventerreinen die schoon, heel en veilig zijn.  

03-11-2025
Achtergrond
Ruimte voor werk onder de loep: wat werkt, wat schuurt en wat faalt
Ruimte voor werk onder de loep: wat werkt, wat schuurt en wat faalt

Van maakindustrie tot de circulaire economie: de plannen in de verkiezingsprogramma’s voor bedrijventerreinen en ruimte voor werk variëren van haalbaar tot ronduit onrealistisch. Wat werkt wel, wat niet en wat is absurd? Stadszaken vroeg het aan drie experts. ‘De thema’s ruimtelijke economie en ruimte voor werk komen er in de verkiezingsprogramma’s nogal bekaaid vanaf,’ zegt Jorn Koelemaij van Platform31. ‘Aan de ruimtelijke implicaties van economische keuzes wordt niet of nauwelijks serieuze aandacht besteed.’  Ook Bernardina Borra, onderzoeker aan de HvA en lid van de Coalitie Ruimte voor Werk, is kritisch. Ze benadrukt dat het om verkiezingsprogramma’s gaat, die bedoeld zijn om kiezers aan te spreken en niet alles tot in detail kunnen uitwerken. Tegelijk constateert ze dat veel partijen blijven steken in kortetermijnmaatregelen. ‘Het groeimodel leeft nog heel erg: geld geeft geld.’ Frank Hazeleger, directeur OMU en bestuurslid van de SKBN, ziet hetzelfde patroon. ‘Het woord bedrijventerreinen komt nog steeds vrijwel nergens voor in de genoemde partijprogramma’s, en dus zeker niet evenredig met het huidige ruimtebeslag (2,5 procent) en het economische verdienvermogen van Nederland.’ Volgens Hazeleger geldt dat ook voor de term ontwikkelingsmaatschappij. ‘Het aspect “beter benutten” komt wel in meerdere programma’s voor, maar dan met name vanuit mobiliteit en de gebouwde omgeving in het algemeen.' Oplossing woningtekort 'Op bedrijventerreinen is dat veelal ingestoken vanuit duurzaamheid. Als bedrijventerreinen al worden genoemd, is het als oplossing voor het woningtekort, zoals middels transformatie bij GroenLinks-PvdA.’ Ook de herstructurering van bedrijventerreinen ontbreekt vrijwel overal. ‘Hoewel nagenoeg alle partijen het mkb een warm hart toedragen, krijgt het beter benutten van de ruimte op bedrijventerreinen nergens echt prioriteit.' 'Alleen de VVD benoemt dat woningbouw hand in hand moet gaan met de ontwikkeling van werklocaties, en dat de verdwijning van bedrijventerrein elders gecompenseerd moet worden', aldus Koelemaij. Ruimte toekomstbestendig werk Het is niet allemaal kommer en kwel, zegt Koelemaij. ‘GL-PvdA wil ruimte creëren voor toekomstbestendig werk en bedrijvigheid, ten koste van grootvervuilers die niet tijdig verduurzamen.'  Hazeleger benoemt ook een ander actueel punt: ‘Natuurlijk bij alle partijen veel aandacht voor de ruimtebehoefte voor defensie.’ ‘D66 benoemt specifiek de halfgeleiderindustrie’, zegt Hazeleger. ‘En partijen willen soms industrieclusters actief uitbreiden, mits innovatief of duurzaam.’ Borra is ook positief over financiële plannen: ‘Veel partijen stellen relevante budgets beschikbaar voor het ondersteunen van het werk- en bedrijfsvestigingsklimaat. Dat is inclusief het weer binden van onderzoek en/of onderwijs en innovatie aan het bedrijfsleven.’ Toptalentenregeling Daarnaast worden creatieve ideeën gelanceerd, zoals een toptalentenregeling van de VVD, en het voorstel van D66 om een bewindspersoon voor Technologie en Innovatie aan te stellen, ziet Koelemaij. 'Ook suggereert deze partij een lager BTW-tarief voor reparaties, om zo circulaire ondernemers te stimuleren.' Koelemaij wijst verder op plannen van het CDA voor een standaard bedrijfseffectrapportage en experimenteerruimte voor nieuwe technologieën. 'Verder wil het CDA zowel bedrijveninvesteringszones (BIZ) als energiehubs op bedrijventerreinen eenvoudiger maken.’ Hij benoemt ook het voorstel van de SP voor een Innovatiewet die automatisering moet versnellen en daarmee de krapte op de arbeidsmarkt moet verlichten. 'De VVD kondigt aan de aanpak van Project Beethoven in Eindhoven toe te passen op andere plaatsen', zegt Koelemaij. 'Weliswaar zonder verdere concretisering.' Bekende denkwijzen Toch blijven veel plannen steken in bekende denkwijzen, stelt Borra. ‘In enkele programma’s is er wel sprake van het betrekken van het bedrijfsleven bij maatschappelijke opgaven, maar het wordt vooral als een financieel vraagstuk gezien waarin publiek geld kan worden ingepompt.’ ‘Dat klopt deels, maar er zijn ook vele technische, ruimtelijke en juridische aspecten die niet worden beschouwd. Klimaatbestendigheid, netcongestie en circulaire economie moeten als een nieuw type economie worden aangepakt, radicaal verweven met deze opgaven. Daarvoor is een nieuwe mentaliteit en directe aanpak nodig.’ Borra besluit: ‘Werk ondergaat een enorme transitie. Ai, robotisering en de circulaire economie versnellen elkaar. Zelfs binnen één kabinetsperiode kan veel veranderen. We moeten onze economie daarop aanpassen. Daarvoor is visie en actie nodig.’  Lees het artikel ook op Stadszaken.nl

28-10-2025
Nieuws
Leiden zet koers naar een circulaire toekomst
Leiden zet koers naar een circulaire toekomst

Welke potentie en dilemma’s spelen in Leiden bij de transitie naar een circulaire stedelijke agglomeratie? Die vraag staat centraal in een inspirerend document, opgesteld door BVR-adviseurs in opdracht van de provincie Zuid-Holland en de gemeente Leiden. “Gesprekskaarten Leiden – Circulaire Stad 2050” biedt inzichten, kansen en dilemma’s voor circulaire bedrijventerreinen in de stedelijke agglomeratie. Niet elke plek is geschikt voor elke activiteit – geur, geluid en ruimte spelen een grote rol. Daarom is regionale samenwerking essentieel. Yvonne van Delft, wethouder gemeente Leiden: “De circulaire economie stopt niet bij de stadsgrens. Alleen door samen te werken met omliggende gemeenten, ondernemers en de provincie kunnen we écht stappen zetten naar een duurzame toekomst voor Leiden én de regio.” Wat kun je verwachten? Categorisering van bedrijventerreinen in 5 typen, zoals stadsverzorgende bedrijventerreinen en bovenregionale bedrijventerreinen Concrete circulaire functies zoals e-waste hubs, bouwhubs en circulaire winkels geplot op de verschillende categorieën bedrijventerreinen Gesprekskaarten per type terrein én overkoepelende thema’s zoals waterwegen en regionale hubs Een methodiek die ook toepasbaar is voor andere gemeenten De gesprekskaarten zijn geen beleid, maar een uitnodiging tot dialoog. Voor gemeenten, ondernemers, ontwerpers en beleidsmakers die circulaire ambities willen omzetten in actie. Meindert Stolk, gedeputeerde Economie en Innovatie Provincie Zuid-Holland: “Met deze gesprekskaarten zet de gemeente Leiden een waardevolle stap om aan de slag te gaan met circulariteit in hun gemeente en specifiek op de bedrijventerreinen. ‘Ik hoop van harte dat dit andere inspireert om dit voorbeeld te volgen.”   Kijk op de SKBN Kennisbank Circulaire Bedrijventerreinen voor het hele document.

28-10-2025
Achtergrond
'Verduurzaming economie is de beste aanval'
'Verduurzaming economie is de beste aanval'

'Bereid je erop voor dat er bedrijven gaan vertrekken van je industrieterrein en er ruimte vrijkomt. Vul die niet ad hoc in, maar stuur doelgericht op circulaire, innovatieve en productieve activiteiten. Alleen zo bouwen we een robuuste economie’. Dat zegt econoom Rens van Tilburg, hoofdspreker op het 20e BT Event. Hij hamert verder op het belang van de energietransitie voor de concurrentiepositie van Nederland en Europa. ‘Verduurzaming is de beste aanval.' Van Tilburg was een van de dertien prominente economen die het kabinet in maart opriep niet zomaar met veel geld de (basis)industrie te steunen die kampt met hoge energiekosten.  Volgens de economen is het belang van dit soort energie-intensieve bedrijven in de basisindustrie relatief klein voor de Nederlandse economie en werkgelegenheid. Ze willen niet dat de vitale basisindustrie verdwijnt uit Europa in verband met strategische autonomie, maar wel voor een betere spreiding over Europa. De Nederlandse economie staat voor grote keuzes. Niet alleen de mondiale geopolitiek en het energievraagstuk maken de urgentie duidelijk, ook op lokaal niveau schuurt het. Veel bedrijventerreinen zitten tegen hun grenzen aan: de netcapaciteit is vol, ruimte is schaars en sommige bedrijven passen niet meer bij de economie van morgen.  Van Tilburg zegt dat de komende jaren activiteiten zullen verdwijnen door strengere milieuregels, stijgende energiekosten en een toenemende arbeidsmarktkrapte. Dat biedt kansen om bedrijventerreinen opnieuw te programmeren en ruimte te maken voor bedrijven die bijdragen aan de toekomst. Geopolitieke panelen verschuiven. Wat is volgens jou de economische opgave die hiermee samenhangt? ‘De afgelopen jaren zijn we ruw wakker geschud. Rusland heeft ons geleerd dat energieafhankelijkheid een veiligheidsrisico is. China en India laten zien dat geopolitiek en handel niet langer los van elkaar staan. En zelfs de Verenigde Staten – traditioneel onze grootste bondgenoot – zetten meer en meer hun eigenbelang voorop.' ‘Dat betekent dat Europa zelfvoorzienender moet worden: we moeten de capaciteit hebben om onze vitale economie draaiend te houden, ook als anderen de kraan dichtdraaien. Die opgave is niet alleen geopolitiek, maar ook economisch. Om concurrerend te blijven moeten we investeren in innovatie, in duurzame energie en in het opbouwen van eigen industriële ketens.’ 'Mario Draghi berekende onlangs dat daar honderden miljarden voor nodig zijn: meer dan de Marshallhulp na de Tweede Wereldoorlog. Dat is de schaal waar we aan moeten denken.’ Behoudzucht lijkt te prevaleren. Oude, fossiele sectoren worden nog gestut met energie- en belastingvoordelen… ‘Een veelgemaakte fout in Nederland is dat we alles overeind willen houden – van staalproductie tot energie-intensieve slachterijen – terwijl sommige bedrijven simpelweg geen toekomst hebben in een duurzame, concurrerende economie.’ ‘Het uitgangspunt zou moeten zijn: waar levert een sector waarde op, en waar niet? Als een bedrijf weinig bijdraagt aan innovatie, veel vervuilt, veel goedkope arbeidsmigranten nodig heeft én afhankelijk is van fossiele energie, dan is het logisch om niet eindeloos belastinggeld uit te geven om dat overeind te houden.’ 'Creatieve destructie – het verdwijnen van oude bedrijvigheid en ruimte maken voor nieuwe – is gezond. We moeten leren dat niet als verlies te zien, maar als kans om bedrijventerreinen en infrastructuur te vernieuwen. Dat betekent niet per se dat we bedrijven actief moeten uitfaseren.' ‘Stijgende energiekosten doen hun werk vanzelf wel. Maar stop met voordelen geven. Je kan ook gewoon beginnen met handhaven van milieuregels. Als Tata Steel niet zo de hand boven het hoofd was gehouden, dan had het in Velsen waarschijnlijk al lang niet meer bestaan.’ Het verdwijnen van bedrijven betekent banenverlies. Is dat niet riskant? ‘We zitten nu in een situatie van historisch lage werkloosheid en een krappe arbeidsmarkt. Dat is een totaal andere context dan tien jaar geleden. Het is op dit moment economisch en maatschappelijk zelfs verstandig dat een deel van de laagproductieve sectoren krimpt.' 'De mensen en middelen die daar vrijkomen, kunnen we inzetten voor sectoren die bijdragen aan onze langetermijndoelen: een duurzame energievoorziening, circulaire industrie, digitale innovatie en hoogwaardige maakindustrie. Dat is nodig om ons verdienvermogen op peil te houden, nu de beroepsbevolking vergrijst.’ Ons vestigingsklimaat gaat gebukt onder hoge energieprijzen. Verantwoordt dat een prijsinterventie? ‘Zolang Europa afhankelijk is van fossiele brandstoffen, zullen energieprijzen hier hoger liggen dan in regio’s waar die fossiele energie goedkoper gewonnen wordt. We staan dan meteen al met 2-0 achter in de concurrentiestrijd. De oplossing is helder: grootschalig investeren in duurzame energie. Wind en zon zijn inmiddels op veel plekken goedkoper dan fossiele energie. Het beeld dat verduurzaming per definitie duurder is, klopt simpelweg niet meer.' 'Daarom is het zo teleurstellend dat sommige landen, waaronder Nederland, hun ambities voor wind op zee terugschroeven. Dan blijf je gevangen in de kip-en-ei-discussie. Bedrijven zeggen: “We kunnen niet vergroenen, want er is geen groene stroom”. En projectontwikkelaars zeggen: “We bouwen geen parken, want er is geen vraag”. Alleen de overheid kan daar doorheen breken. Dat vergt politieke visie en moed.’ Hoe kunnen we een markt creëren voor duurzame producten en energie? ‘Door duidelijke kaders te stellen. Bijvoorbeeld door te verplichten dat een percentage van staal, plastic of bouwmaterialen circulair moet zijn. Dat creëert een gegarandeerde vraag; dan kunnen bedrijven investeren. Daarnaast kan Europa aan de buitengrenzen heffen op producten die niet voldoen aan deze klimaatstandaarden.' 'Het “Carbon Border Adjustment Mechanism” is daar een goed voorbeeld van. Zo voorkom je dat Europese bedrijven worden weggedrukt door goedkopere maar vervuilendere concurrenten uit het buitenland. Het is belangrijk dat we beseffen: markten zijn altijd door de overheid vormgegeven. Ook een “vrije markt” bestaat alleen binnen een raamwerk van regels. Dus ja, we kunnen de markt maken en moeten dat ook doen.’ Wat betekent dit voor de regio’s en bedrijventerreinen? ‘Hier ontstaat juist een kans. Als bedrijven die veel ruimte en energie gebruiken verdwijnen, komt er ruimte vrij voor nieuwe activiteiten. Herstructurering van bedrijventerreinen wordt daardoor strategisch belangrijk: welke functies willen we wél accommoderen?’ ‘Regio’s kunnen sturen op vestigingsbeleid, op netcapaciteit en op prioriteit voor bedrijven die bijdragen aan circulaire ketens en hogere productiviteit. Dat vraagt om moedige keuzes: soms betekent dat afscheid nemen van een grootverbruiker, ook al is die er al decennia gevestigd.’ ‘Maar het biedt ook kansen om bedrijventerreinen te moderniseren en aantrekkelijk te maken voor innovatieve bedrijven. Ruimte is schaars, dus het is logisch om die ruimte in te zetten voor de economie van morgen.’ Je benadrukt door te zeggen dat dit voor jou geen idealisme is, maar economische logica. Waarom is dat belangrijk? ‘Omdat verduurzaming te vaak wordt neergezet als een luxe, als een morele keuze die we ons moeten kunnen permitteren. Terwijl het in de kern een economische noodzaak is. Wie nu niet investeert in duurzame energie en innovatie, wordt afhankelijker van andere landen en kwetsbaarder voor prijsstijgingen en geopolitieke chantage.' 'Wie nu vasthoudt aan oude industrieën met lage productiviteit, mist de kans om het verdienvermogen te versterken. Het is dus geen groen idealisme; het is een strategie om concurrerend te blijven in een nieuwe wereldorde.’ Wat wil je meegeven aan bestuurders en ontwikkelaars die dagelijks met ruimtelijke keuzes bezig zijn? ‘Twee dingen. Eén: wees niet bang voor verandering. De komende jaren zullen er gaten vallen op bedrijventerreinen. Zie dat als een kans, niet als een bedreiging. Het biedt de mogelijkheid om te kiezen voor bedrijven die bijdragen aan regionale en nationale doelen.' 'Twee: neem een actieve rol. Wacht niet tot de markt het vanzelf oplost, maar gebruik de instrumenten die er zijn: omgevingsplannen, netcapaciteit, grondbeleid, selectieve uitgifte, circulaire- en energiehubs. Een robuuste economie komt er niet vanzelf – die moet je durven maken.’ Als je vooruitkijkt naar de komende vijf tot tien jaar, wat is je verwachting? ‘Ik verwacht een periode van forse transitie. Sommige sectoren zullen krimpen of verdwijnen, andere zullen groeien. De arbeidsmarkt zal verschuiven, net als de ruimtelijke vraag. Mijn hoop is dat we deze periode niet gebruiken om het oude te behouden, maar om het nieuwe mogelijk te maken.' 'Als we nu al nadenken over welke functies we wél willen behouden of aantrekken, kunnen we bedrijventerreinen stap voor stap ombouwen tot motoren van een duurzame, concurrerende economie.’ Over Rens van Tilburg Rens van Tilburg werkt als zelfstandig economisch adviseur en fellow van het VU Instituut voor Milieuvraagstukken. Hij was jarenlang directeur van het Sustainable Finance Lab, dat hij mede oprichtte. Eerder werkte hij voor het Europees Parlement en de Tweede Kamer, het Innovatieplatform en de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie (AWTI) en de Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO). Zijn expertise ligt bij innovatie, duurzame financiering, circulaire economie en strategisch industriebeleid. Foto: André Muller / iStock.com

26-10-2025
Nieuws
Regio’s met lef: ‘Koester de verborgen kampioenen’
Regio’s met lef: ‘Koester de verborgen kampioenen’

Nederland staat voor grote transities: verduurzaming, digitalisering en een groeiende druk op de ruimte. De vraag is: waar ligt de sleutel tot een toekomstbestendige economie? Volgens Quirine van der Meer van het ministerie van Economische Zaken ligt het antwoord niet altijd in Den Haag, maar in de regio’s zelf. Tijdens het seminar Regio’s met lef - Ruimte maken voor de economie van morgen' presenteerden vakblad BT en SKBN drie inspirerende voorbeelden van regio’s die hun eigen koers bepalen binnen de Ruimtelijke Economische Visie (REV). ‘Het grootste deel van onze welvaart wordt op slechts 2,5 procent van de ruimte verdiend', benadrukte Van der Meer. ‘Dat zijn de bedrijventerreinen, campussen en havens die we overal in ons land vinden. Alle regio’s samen maken de Nederlandse economie. Iedere regio heeft eigen kansen en beperkingen – de “talenten van de plek” bepalen welke economie kansrijk is.’ Gert-Jan Hospers, bijzonder hoogleraar sociale geografie aan de Radboud Universiteit, sloot daarbij aan met een duidelijke boodschap. ‘Bedrijventerreinen zijn het stiefkindje van de ruimtelijke ordening. Terwijl ze slechts 2,5 procent van het oppervlak beslaan, dragen ze 40 procent bij aan de welvaart en werkt zo’n 30 procent van de beroepsbevolking er.’  3F’s en AUB-test Hij pleitte ervoor om de ‘verborgen kampioenen’ van de regio te koesteren – gespecialiseerde bedrijven die wereldwijd marktleider zijn, maar lokaal vaak minder bekend. Hospers, auteur van het recent verschenen Handboek Stedelijke Economie, introduceerde tijdens het goed bezochte seminar afgelopen donderdag zijn 3F’s + AUB-test voor toekomstbestendige bedrijventerreinen: ze moeten functioneel, futuristisch en flexibel zijn, en bovendien aantrekkelijk, uniek en bereikbaar. 'Oftewel: zijn ze instagrammable?’ grapte hij met toch wel een serieuze ondertoon. Volgens Hospers is voor elke opgave een andere regio relevant. Voor het beleid betekent dit dat overheden dansend door de schalen moeten bewegen.  ‘Ongeveer de helft van de werknemers in ons land werkt buiten de eigen woonplaats. Samenwerking moet thematisch zijn, niet gebonden aan bestuurlijke grenzen.’ Arnhem-Nijmegen: energie als economische motor Arnhem bouwt voort op zijn energieverleden en positioneert zich als Europese hotspot voor de energietransitie. ‘We hebben Connectr opgericht, een samenwerking van bedrijven en onderwijsinstellingen die zich bezighouden met slimme oplossingen voor de energietransitie,’ vertelde Jan van Dellen, directeur van The Economic Board. ‘We hebben 2,5 keer de aarde aan kabels nodig om het elektriciteitsnet te vernieuwen. Dat gaat de komende vijftien jaar gebeuren en vergt 25.000 mensen en 11.000 voetbalvelden aan ruimte.’ De urgentie is groot. ‘Ik spreek ondernemers die met tranen in de ogen staan,’ zei Van Dellen. ‘Ze hebben geïnvesteerd in zonnepanelen, maar moeten jaren wachten op aansluiting.’ Een van de meest zichtbare oplossingen is de Electricity Campus op het voormalige KEMA-terrein in Arnhem. Kees Haverkate, Fondsmanager bij Oost NL en betrokken bij investeringen vanuit het Perspectieffonds Gelderland, noemde het ‘een fysieke hub waar bedrijven en kennisinstellingen samenwerken aan innovaties die bijdragen aan de energietransitie’. Campus geen openluchtmuseum ‘We hebben dit gebied in 2022 aangekocht,’ vertelde Haverkate. ‘Wij werken hier samen met City Developers, een private partij die het bestuur vormt en het dagelijkse werk doet. Wij bieden business development capaciteit en zorgen dat de lange termijndoelstellingen worden bewaakt.’  De campus is volgens hem geen openluchtmuseum, maar ‘een toekomstgerichte locatie waar bedrijven en kennisinstellingen samenwerken aan innovaties voor de energietransitie’. ‘Het is een monumentaal terrein met uitdagingen, maar wij geloven dat als je dit gebied met een lange termijnvisie (minimaal tien) jaar ontwikkelt, dit zich uiteindelijk vertaalt in een vierkante meterprijs die hoger zal zijn dan gemiddeld,’ aldus Haverkate.  De campus is bewust publiek-privaat ontwikkeld: ‘Wij mogen nooit meer dan de helft van een bedrijf bezitten en zijn daarom voor 49,9 procent eigenaar. City Developers exploiteert de campus en ontwikkelt de gebouwen. Dat is hun vak. Wij zitten er voor de lange termijn. Impactinvesteren leidt op de lange termijn tot economisch rendement.’ Testen en laden zit in DNA De campus trekt bedrijven uit de hele wereld aan. ‘Er komen bedrijven die in ons ecosysteem willen zitten’, zei Van Dellen. ‘We hebben 2,4 miljard euro aan bedrijven in de energiesector in onze regio. Dat zit in de top van Nederland.’ Arnhem is, aldus Van Dellen, ‘goed in testen en laden’. ‘Er is een bedrijf, ElaadNL, een afsplitsing van het oude Nuon, dat laadpalen test met elektrische voertuigen. Dat kunnen auto’s zijn, maar ook vliegtuigen. Het protocol voor laden en certificeren wordt in Arnhem bedacht en beschreven. We hebben voor 2,4 miljard euro aan bedrijven in de energiesector in onze regio. Dat zit in de top van Nederland’ ‘Elke nieuwe Tesla die op de markt komt, wordt in Arnhem getest. Dat komt voort uit onze geschiedenis. We zijn goed in testen en laden – dat zit in ons DNA,’ zei hij trots. Ook de trolleybus kreeg een tweede leven.  Open economie ‘Een aantal jaren geleden wilden een meerderheid van de Arnhemse gemeenteraad nog de trolleybussen afschaffen omdat ze niet mooi waren. Gelukkig zijn ze behouden gebleven. Nu rijden ze schoon door Arnhem en hebben ze een batterij die ze zonder bovenleiding naar Nijmegen en Wageningen brengt. Dit soort technologieën komen voort uit de bedrijven die we hier hebben.’ De toekomst ziet Van Dellen rooskleurig in. ‘De komende tien jaar zal er 1,4 miljard euro geïnvesteerd worden in de regio, waarvan 40 tot 50 procent in de energiesector. We zitten aan tafel met grote initiatieven. Het gaat allemaal om samenwerking en de open economie.’  ‘We werken samen met AI-technologie, chiptechnologie. In elke kabel zitten chips. Het is echt een open economie. Als er mensen zijn die kennis hebben van netcongestie en oplossingen, kom maar door. Want ik denk dat we hier veel meer kunnen samenwerken en betekenen voor Nederland.’ West-Brabant: van suikerbiet tot plantbased revolutie West-Brabant staat bekend om zijn agrarische sector, met suikerbieten en zacht fruit als belangrijke pijlers. Maar hoe maak je de stap naar een plantaardige economie? Volgens Rom van Oers (REWIN) en Bas Mol (Regio West-Brabant) ligt het antwoord in samenwerking, innovatie en het benutten van bestaande sterktes. ‘De maatschappelijke uitdagingen vragen om een andere economie’, zegt Mol. ‘Een groene transitie op onderwerpen zoals energie, chemie, voedsel, bouw en farma is nodig voor behoud van welzijn en welvaart in onze regio.’  Voorsorteren op nieuwe economie Onderzoek van Tordoir (2018) en de Rabobank (2025) toont aan dat West-Brabant onder het landelijk gemiddelde presteert. ‘We scoren niet slecht, maar we zijn ook niet het slechtste jongetje van de klas’, aldus Mol. ‘Toch moeten we nu al voorsorteren op iets anders, want kiezen is in dit geval gekozen worden. We zien deze transitie aankomen en moeten nu al voorbereidingen treffen.’ De motor achter die omslag is het Plantbased Netwerk, een samenwerking tussen overheden, bedrijfsleven en kennisinstellingen. ‘Samen benutten we de kracht van de plant,’ zegt Van Oers.  Het netwerk richt zich op kennisuitwisseling, inspiratiesessies en vier werkgroepen: Human Capital, Marktvraag, Netwerk en Lobby. ‘We zijn in West-Brabant niet gewend om op de trom te slaan', zei hij. ‘We hebben een record neergezet, maar dat kwam voort uit urgentie. Daarom hebben we het Plantbased Netwerk opgericht, met een kreet en een zichtbaar beeld: pak de groene golf.’ Het ruimtelijke zwaartepunt ligt bij het Agro & Food Cluster (AFC) Nieuw Prinsenland bij Dinteloord – een thematisch bedrijventerrein van 52 hectare in Nederland en 10 hectare in België. Het is een samenwerking tussen de Tuinbouwontwikkelingsmaatschappij (TOM), Cosun Beet Company, de provincie Noord-Brabant, de gemeenten Steenbergen, Halderberge en Moerdijk, en het Waterschap Brabantse Delta. ‘De plant is uniek,’ aldus Van Oers. ‘We gebruiken haar om de natuurlijke balans te herstellen. Ze is circulair, innovatief en wij hebben als regio de kennis en kunde om hierop verder te bouwen.’ Thematiseren en selecteren Bas Mol benadrukte de ruimtelijke component. ‘We proberen thematische bedrijventerreinen in te richten die bijdragen aan de plaatselijke economie. AFC Nieuw Prinsenland is een mooie combinatie tussen een thematisch bedrijventerrein en een algemeen glastuinbouwgebied.’ Cosun speelt daarin een centrale rol. ‘De uitgifte geschiedt door Cosun. Dat betekent dat we kunnen thematiseren en selecteren wie er komt,’ aldus Mol. Een Commissie van Vestiging beoordeelt of bedrijven binnen het plantaardige thema passen; zo’n 60 procent van de aanvragen krijgt groen licht. Een belangrijk onderdeel van het cluster is Kenniscentrum ROOTZ, gericht op ontmoeting, opleiding en onderzoek. Het centrum faciliteert samenwerking tussen bedrijven, onderzoekers en opleiders. ‘We leiden jongeren en zij-instromers op en zetten in op levenslang leren,’ aldus Van Oers. ‘Zo bouwen we aan het menselijk kapitaal dat deze transitie nodig heeft.’ Open netwerk Van Oers benadrukte het belang van practice what you preach: ‘We tonen lef door contracten open te breken en dingen te durven doen. We brengen inkopers van gemeenten bij elkaar om duurzame producten van start-ups te stimuleren.’ Het netwerk blijft bewust open. ‘We hebben gekozen voor partnerschappen in plaats van lidmaatschappen', zei Van Oers. ‘We willen een open netwerk blijven dat verbindt en samen de transitie vormgeeft.’ De suikerbiet fungeert als symbool van de transitie. ‘De suikergroep zit in ons DNA,’ aldus Van Oers. ‘Daar halen ze alles uit de plant – van suiker tot plantaardig eiwit. We blijven alles uit die plant halen, dat hebben we altijd gedaan, en nu gaan we daarmee op de trom slaan.’ West-Brabant zoekt ook nadrukkelijk samenwerking met andere regio’s. ‘We hebben een convenant ondertekend voor biobased bouwen,’ zei Van Oers. ‘Zestien gemeenten hebben toegezegd dit mee te nemen in tenders en aanbestedingen. Dat is makkelijker te sturen dan in de kantine van de gemeente.’ Mol vult aan: ‘We zijn in gesprek met gemeenten om ze als partners te laten optreden. We hebben InvestNL langs gehad en werken aan stevige investeringen. We zien dat prominente partijen zich hier willen vestigen.’ Friesland: circulariteit als nieuwe standaard Friesland wil koploper worden in de circulaire economie. Met meer dan 180 partijen binnen Vereniging Circulair Friesland werken ze aan circulair bouwen, landbouw en hergebruik van grondstoffen.  ‘In Friesland laten we zien dat circulariteit niet alleen duurzaam is, maar ook economisch rendabel,’ aldus circulair aanjager bij de gemeente Heerenveen, Wiebo de Vries. De aanpak is gezamenlijk: overheid, bedrijven en kennisinstellingen trekken samen op. Ruimtelijke projecten zoals het Nationaal Testcentrum Circulaire Plastics in Heerenveen en de biobased materialenfabriek in Drachten laten zien hoe dit werkt. Boeren telen vezelgewassen die worden verwerkt tot bouwmaterialen, waardoor een gesloten keten ontstaat van boer tot bouwer. Flexibele regelgeving maakt pilots mogelijk, zoals biobased woningen in Leeuwarden. Van ambitie naar experiment Heerenveen is in korte tijd uitgegroeid tot een van de koplopers in Friesland op het gebied van circulaire economie. Maar hoe maak je van een ambitie een tastbare realiteit? Volgens De Vries ligt het geheim in doen, leren en bijsturen. ‘Een beetje circulair bestaat niet – je bent circulair of je bent het niet,’ aldus de gemeenteraad in het Hoofdlijnenakkoord 2022–2026. De Omgevingsvisie 2021–2026 verankert circulariteit als uitgangspunt voor nieuwe ontwikkelingen. ‘We bouwen aan een gezond ecosysteem. De vraag is niet of je circulair werkt, maar hoe ver je daarin kunt gaan,’ zegt De Vries. Dit betekent dat bij vergunningverlening en planvorming actief wordt gekeken naar materiaalgebruik, hergebruik en ontwerpkeuzes. Heerenveen presenteert zich als Circular Valley – de plek waar circulaire bedrijven zich vestigen en verder ontwikkelen. De gemeente doet mee aan de programma’s Fryslân bouwt circulair 2024–2026 en Circulair Opdrachtgeven en Inkopen Friese Overheden, om kennis te delen en beleid te versterken. Tegelijkertijd wordt gewerkt aan een circulaire samenleving: inwoners worden actief gestimuleerd om bewust om te gaan met grondstoffen. Dat werpt vruchten af: in 2024 was Heerenveen voor het vijfde jaar op rij koploper afvalscheiding in Friesland, met slechts 86 kilogram restafval per inwoner. Regelingen zoals de ‘bofkontjesregeling’, waarbij inwoners worden beloond voor goed afvalgedrag, dragen hieraan bij. Klaverblad Noord-Oost stimuleert circulariteit De ambitie krijgt fysieke vorm in Klaverblad Noord-Oost, het toekomstige bedrijventerrein van tien hectare aan de noordoostkant van de stad. Hier wordt de circulaire economie gestimuleerd op basis van vier pijlers: energietransitie, klimaatadaptatie, biodiversiteit en circulariteit. Bedrijven die zich willen vestigen, moeten voldoen aan de volgende voorwaarden: all-electric bouwen, duurzame energieopwekking, minimaal BREEAM Very Good en aandacht voor waterberging, groene gevels en biodiversiteit. Het masterplan en bestemmingsplan zijn vastgesteld; het uitgiftebeleid volgt binnenkort. ‘De gemeente beoordeelt de mate van circulariteit bij gronduitgifte’, zegt De Vries. Tien learnings: de toekomst is lokaal De drie voorbeelden tonen wat de REV beoogt: een economie die niet centraal wordt gestuurd, maar lokaal wordt gedragen. De belangrijkste lessen: 1. Bouw voort op wat je hebt. Herken de ‘verborgen kampioenen’ en gebruik bestaande sectoren als hefboom voor innovatie. 2. Maak ruimte voor vernieuwing. Campussen, havens en bedrijventerreinen zijn motoren van de nieuwe economie. 3. Samenwerking kent geen grenzen. Werk thematisch samen over gemeente- en provinciegrenzen heen. 4. Overheid als facilitator. Creëer randvoorwaarden, maar laat eigenaarschap bij de regio. 5. Durf te kiezen. Thematiseer bedrijventerreinen rond sterktes als energie, agro en circulariteit. 6. Practice what you preach. Toon lef om regels, contracten en gewoontes open te breken. 7. Veranker circulariteit. Maak circulair en biobased bouwen een norm in ruimtelijke plannen. 8. Creëer fysieke proeftuinen. Clusters als de Electricity Campus en AFC Nieuw Prinsenland bewijzen de waarde van ruimte voor experiment. 9. Stimuleer samenwerking van onderop. Bedrijven, kennisinstellingen en overheid versterken elkaar in lokale netwerken. 10. Zie de regio als motor van de nationale economie. ‘Alle regio’s samen máken Nederland’, vatte Van der Meer samen.

17-10-2025
Nieuws
Gelderland steekt 9 miljoen euro in aanpak oude bedrijventerreinen
Gelderland steekt 9 miljoen euro in aanpak oude bedrijventerreinen

De provincie Gelderland steekt 9 miljoen euro in een fonds om verouderde bedrijventerreinen op te knappen. Met dat geld kunnen percelen op terreinen bijvoorbeeld worden opgekocht, gesaneerd en oude gebouwen worden gesloopt.  Het fonds, genaamd OHG Impuls (Ontwikkel- en Herstructureringsmaatschappij Gelderland), kan locaties aankopen, oude gebouwen slopen, terreinen saneren en klaarmaken voor nieuwbouw. Daarnaast helpt het fonds bij het opvangen van de zogeheten ‘onrendabele top’: het deel van een vastgoedproject dat niet kostendekkend is, omdat de kosten hoger zijn dan de opbrengsten. Inmiddels hebben zich volgens de provincie acht initiatiefnemers gemeld die gebruik willen maken van deze regeling.  Eerder pakte de provincie al verouderde bedrijventerreinen aan, zoals het bedrijventerrein Misterweg in Winterswijk, bij de voormalige steenfabriek De Vlijt. Daar zijn nu nieuwe bedrijfskavels gerealiseerd en is de nabijgelegen natuur versterkt. Met OHG Impuls zet Gelderland deze aanpak voort, maar dan niet langer via subsidies. Het fonds kan zelf initiatief nemen en investeert actief in herstructurering. Optimaal benutten Gelderland heeft meer ruimte nodig voor bedrijven, maar ook bestaande bedrijventerreinen moeten worden geherstructureerd. Dat is vaak kostbaar en voor de markt niet altijd winstgevend genoeg. Daarom stelt de provincie 9 miljoen euro extra beschikbaar. Het doel: bestaande terreinen optimaal benutten, bijvoorbeeld door te bouwen op ongebruikte delen van percelen, leegstaande gebouwen anders in te richten of meer in de hoogte te bouwen. Sommige bedrijventerreinen zijn in Gelderland zo verouderd of niet meer aantrekkelijk voor ondernemers. Door percelen opnieuw in te delen, worden ze weer interessant voor vestiging. Nieuwbouw is dan niet altijd nodig.  Oost NL beheert fonds OHG Impuls valt onder Topfonds Gelderland, dat investeert in vernieuwende projecten die bijdragen aan maatschappelijke uitdagingen, zoals de energietransitie, klimaatadaptatie en duurzame herontwikkeling. De uitvoering van het fonds ligt in handen van Oost NL. Ondernemers die te maken hebben met verouderde of onrendabele bedrijfslocaties, kunnen bij OHG Impuls aankloppen voor ondersteuning bij herstructurering, sanering of nieuwbouwplannen. Het fonds biedt niet alleen financiële hulp, maar neemt ook zelf initiatief om bedrijventerreinen toekomstbestendig te maken. Lees meer over OHG Impuls

16-10-2025
Nieuws
SADC pioniert met digital twin in Airport Corridor
SADC pioniert met digital twin in Airport Corridor

In de drukste economische regio van Nederland – de Airport Corridor van Zuidas via Schiphol naar Hoofddorp – pioniert SADC met een digital twin die mobiliteit, ecologie, energie en brede welvaart samenbrengt. Het digitale model maakt keuzes in gebiedsontwikkeling tastbaar en bespreekbaar. De overheden staan echter nog in de wachtstand. ‘Samen kunnen we dit verder oppakken.’ Een bedrijventerrein is allang geen plek meer van alleen vrachtwagens, magazijnen en distributiecentra. Dagelijks brengen duizenden mensen er hun werkweek door. Dat maakt de kwaliteit van de omgeving – van groen en water tot voorzieningen en leefbaarheid – minstens zo belangrijk als de economische waarde van de grond.  Met die overtuiging werkt SADC (Schiphol Area Development Company) aan een ‘digitale tweeling’ van de Airport Corridor, het gebied lopend van de Zuidas via Schiphol naar Hoofddorp. De digital twin is in essentie een digitale kopie van de werkelijkheid. Daarmee kun je de effecten van verschillende keuzes simuleren, vergelijkbaar met een laboratorium waar scenario’s worden doorgerekend en gevisualiseerd. ‘De hoeveelheid ruimtelijke opgaven die in dit NOVEX-gebied samenkomen, zijn fysiek bijna niet meer te bevatten’, zegt Pieter Dijckmeester, directeur Projecten bij SADC. ‘Juist daarom wilden we een digitale manier ontwikkelen om scenario’s te simuleren en de effecten van besluiten inzichtelijk te maken. Niet alleen om zelf beter te snappen wat er gebeurt, maar ook om bestuurders en belanghebbenden mee te nemen in beeld.’ Gemeenschappelijk kennisfundament De basis voor de digital twin werd gelegd in 2020, toen SADC werkte aan de marktvisie Enter[NL] dat inmiddels is omgedoopt tot Openbaar Vervoer Amsterdam Haarlemmermeer (OVAH). ‘Ik weet nog de gigantische Excels die we toen gebruikten’, zegt Jozien van der Wal, projectmanager bij SADC. ‘Dat was voor ons de aanleiding: we zitten op een bron van data, daar moeten we meer mee. Hoe maak ik dit beter inzichtelijk dan wanneer je alles op een kaartje gaat plotten?’ Het resultaat is een ecosysteem van vier modules: een rekentool voor de maatschappelijke en financiële effecten van de doortrekking van de Noord/Zuidlijn, een Ecomonitor die de ecologische impact op kavels inzichtelijk maakt, een module voor brede welvaart en een energiemodule die inmiddels is uitgegroeid tot een apart project. Aan de achterkant is alles verbonden via hetzelfde platform, waardoor data tussen de modules uitwisselbaar zijn en integraal gebruikt kunnen worden. De digital twin bestaat uit een ecosysteem van vier modules: een rekentool voor het berekenen van de maatschappelijke en financiële effecten van de doortrekking van de Noord/Zuidlijn, een Ecomonitor, een module voor brede welvaart en een energiemodule. Foto: SADC Brede welvaart als kern Bijzonder is dat de digital twin brede welvaart – normaal gesproken vooral toegepast in woonwijken – vertaalt naar de context van bedrijventerreinen. ‘Op bedrijventerreinen kun je niet thuiswerken’, legt Van der Wal uit. ‘Mensen werken er al gauw veertig uur per week. Dat heeft veel invloed op hoe zij hun leven ervaren. Met de ‘digital twin’ kunnen we partijen nu laten zien hoe het toevoegen van groen, voorzieningen en bereikbaarheid bijdragen aan die brede welvaart.’ Om dat meetbaar te maken, werkte SADC samen met experts van de provincie Noord-Holland, NL Greenlabel en Henri de Groot, hoogleraar Regionaal Economische Dynamiek aan de Vrije Universiteit Amsterdam en heeft meegewerkt aan de driehoek die in de Metropoolregio Amsterdam wordt gebruikt, De driehoek die bestaat uit brede welvaart – economie, ecologie en maatschappij – vormt de basis van de module. ‘We hebben bestaande parameters opnieuw gerangschikt en toegepast op werkgebieden’, zegt Van der Wal. ‘Zo ontstaat er een objectiever beeld, in plaats van alleen buikgevoel.’ Dijckmeester ziet dat dit de gesprekken verandert: ‘Met de digital twin kunnen we tijdens een overleg de invloed van keuzes op brede welvaart direct zichtbaar maken. Bijvoorbeeld wat een extra groenstrook doet voor de gezondheid van werknemers en de waarde van een kavel.' 'Dat maakt een abstract fenomeen als brede welvaart tastbaar en bespreekbaar. Het gaat hier om een van belangrijkste gebieden van Nederland. De grond is schaars, de opgaven zijn groot. Met de digital twin kunnen we keuzes sturen op waarde – en die waarde gaat veel verder dan geld.’ Leren door te doen De digital twin is geen papieren model, maar een werkend instrument dat SADC in de praktijk inzet. Op Schiphol Trade Park wordt een Ecomonitor gebruikt om samen met klanten te zoeken naar manieren om kavels ecologisch te versterken. Ook bij de inrichting van bedrijventerrein PolanenPark helpt de digital twin om de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren. ‘Als de ecologische waarde van een lege kavel bijvoorbeeld dertig is, willen we dat die waarde omhoog gaat zodra er een gebouw staat’, zegt Van der Wal. ‘Soms betekent dat een groene wand of een andere plantensoort. De digital twin maakt dat inzichtelijk en geeft ons en onze klanten handvatten om keuzes te maken die bijdragen aan brede welvaart.’ Die hands-on aanpak werkt, merkt Dijckmeester. ‘In het begin denken klanten vaak: dit is wel heel ingewikkeld. Maar zodra ze zien dat de oplossing die ze aangereikt krijgen hen helpt om hun eigen ambities – ook rond duurzaamheid en medewerkerswelzijn – te realiseren, zijn ze enthousiast. Het helpt dat hun medewerkers en klanten steeds vaker vragen om een gezonde, groene werkplek.’ Gemeenten moeten aan boord Waar bedrijven de meerwaarde snel zien, blijven overheden vaak nog in de wachtstand. ‘Met klanten lukt het goed, zij zijn intrinsiek gemotiveerd’, zegt Dijckmeester. ‘Bij overheden zien we veel interesse en ook de kennis en informatie zijn aanwezig, maar de juiste manier van aansluiten vraagt nog aandacht. Overheden hebben hierin een belangrijke rol en het is van groot belang dat we dit samen oppakken.’  De digital twin van SADC draait volledig op het kaartensysteem ArcGIS, een wereldwijd gebruikt platform dat continu wordt doorontwikkeld. Dit platform koppelt alle modules – ecologie, brede welvaart, grondwaarde en energie – aan elkaar en maakt het mogelijk om data te combineren en visueel te presenteren. ‘Het voordeel is dat we meeliften op bestaande platformen in plaats van iets nieuws te bouwen’, zegt Dijckmeester. ‘Zo gaat de ontwikkeling mee met de markt en kunnen we onze digital twin koppelen aan andere databronnen en systemen.’  Dat geldt des te meer voor grote ruimtelijke opgaven als de doortrekking van de Noord/Zuidlijn. In de lopende MIRT-verkenning liggen vijf varianten op tafel. In de digital twin kunnen bestuurders zelf met die varianten spelen: stationslocaties verschuiven, de invloed op grondwaarde en bereikbaarheid zien, en meteen zien wat dat doet voor brede welvaart in de hele corridor. Van der Wal: ‘Dat is de kracht: je maakt de impact van keuzes direct zichtbaar. Maar gemeenten moeten het wel gebruiken, anders blijft het een tool op de plank.’ De behoefte aan samenwerking gaat verder dan alleen infrastructuur. Voor thema’s als water en energie is de rol van gemeenten en waterschappen essentieel. Dijckmeester: ‘Als je een watersysteem wilt realiseren, moet een waterschap dat oppakken. Je hebt vertrouwen nodig dat iedereen zijn rol neemt. Anders stokt het.’ Sensoren, data en AI De komende jaren wordt het systeem verder verrijkt. Op verschillende SADC-terreinen worden sensoren geplaatst die gegevens verzamelen over onder andere geluid, luchtkwaliteit en biodiversiteit. Zo hangen er al nestkasten voor koolmezen en komen er insectentellers bij. ‘Veel databases zijn landelijk of provinciaal’, zegt Van der Wal, ‘maar wij willen weten wat er echt op onze terreinen gebeurt. Daarmee maken we een aspect als brede welvaart nog concreter.’ Ook artificiële intelligentie komt om de hoek kijken. Foto’s die bezoekers of medewerkers maken, kunnen automatisch worden geanalyseerd: staat daar een vogel op, een vlinder, een plant? Het levert continu nieuwe data op die de modellen slimmer maken. ‘Met AI kun je straks parametrisch ontwerpen op gebiedsniveau’, zegt Dijckmeester. ‘Dan zie je bijna realtime welke keuzes het meeste opleveren. Maar zover zijn we nog niet. Voor nu helpt de twin al om tijdens gesprekken te laten zien wat de effecten zijn.’ Brede uitrol via DMI Om de digital twin echt tot volle wasdom te laten komen, is samenwerking in de hele regio een belangrijke vereiste. SADC werkt al met haar aandeelhouders, de gemeente Haarlemmermeer, gemeente Amsterdam, de provincie Noord-Holland en Schiphol, samen in een klankbordgroep. Ook kennisinstellingen als TU Delft en het AMS Institute denken mee. De doorvertaling naar concrete toepassing in gemeentelijk beleid biedt nog volop kansen om samen verder te bouwen. Daar ligt ook de verbinding met het landelijke programma Dutch Metropolitan Innovations-ecosysteem (DMI): een samenwerking van het bedrijfsleven, kennisinstituten, gemeenten, provincies en de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat en Volkshuisvesting en Ruimtelijk Ordening (VRO). Van der Wal: ‘Mijn droombeeld is dat we met al die partijen die nu los van elkaar met digital twins bezig zijn, echt gaan samenwerken. Daar is DMI-Ecosysteem natuurlijk ook voor, met name richting overheden. Om het samen te doen.’ ‘Met de steeds schaarsere ruimte is het juist leggen van ‘de ruimtelijke puzzel’ urgenter dan ooit’, zegt Arjan Spruijt, kernteamlid van DMI-Ecosysteem in reactie op de digital twin van SADC in de Airport Corridor. Om die puzzel te kunnen leggen, is volgens Spruijt een gedeeld en actueel beeld van het gebied cruciaal. ‘Deze digital twin laat zien dat dit kan: visueel, transparant en met directe inzichten in kansen, belemmeringen, kosten en opbrengsten.’  Binnen het DMI-ecosysteem ziet hij een groeiend aantal overheden dat digital twins inzet voor ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling. ‘De grootschalige adoptie ligt echter nog voor ons, al ben ik ervan overtuigd dat we op een keerpunt staan. Veel overheden werken in hun primaire processen nog met statische pdf’s en memo’s. Ook bedrijven, zoals adviesbureaus, zullen de stap moeten maken naar deze nieuwe manier van werken. Want het kán anders: zonder dubbel werk, slimmer en effectiever, en met meer grip op keuzes en financiële haalbaarheid.  Dijckmeester benadrukt dat vertrouwen daarbij cruciaal is. ‘Het is belangrijk dat er wederzijds vertrouwen is – dat wij dit doen in het belang van de regio en dat overheden het ook actief kunnen benutten. Alleen zo kunnen we met elkaar sturen op een toekomstbestendige Airport Corridor.’

15-10-2025

Huidige pagina: 1

Volgende pagina

KENNISARCHIEF

Aanmelden nieuwsbrief